|
||||||||
Bluegrass vermengd met Latin-folk? Dat hadden we nog niet, voor zover ii weet en dat dat gaatje bestond, blijkt pas echt, nu het opgevuld wordt door deze tweede CD van een viertal dat Buenos Aires als thuisbasis heeft en behoorlijk internationaal oogt qua samenstelling. Songwriter/leadzanger en fiddler Joe Troop is helemaal met bluegrass en old-time folk opgegroeid in zijn North Carolina geboorteregio, maar hij besloot op een bepaald moment de wijde wereld in te trekken en her en der te gaan werken en leven. Zo kwam hij in 2010 in Buenos Aires terecht, waar hij de oude Amerikaanse folkvormen ging onderwijzen. Zo kwam hij in contact met gitarist Franco Martino en mandolinespeler Martín Bobrik, beiden van Argentijnse komaf en met banjo-man Pau Barjau, die dan weer Mexicaan is: zij kwamen alle drie bij hem in de leer en liepen bij hem in de kijker door hun bezieling en talent. Zoals dat gaat, wanneer muzikanten elkaar ontmoeten, vormden ook deze vier algauw een groepje en ze vonden daarbij ook al heel snel hun eigen muziektaal: de al genoemde mix van bluegrass en Latino rootsmuziek, waarvan de debuutplaat “Latingrass” een eerste neerslag was. Vandaag is er dus de opvolger en die toont al snel aan welke grote stap vooruit het kwartet gezet heeft. Het mee aan boord hijsen van producer Béla Fleck zal daar vanzelfsprekend mee te maken hebben, maar het is ook een kwestie van oorzaak en gevolg: iemand als Fleck zal niet aan boord gaan bij een band, waarvan hij het potentieel niet onderkent. Hoe dan ook, op deze tweede plaat bewijst het viertal, aan de hand van een dozijn eigen song, dat hun zelfverzonnen genre nijzonder veel recht heeft op een grote plaats onder de zon. Dat hoor je al van bij het minder dan een minuut durende openertje “”Saludo Murguero”, waarin de band zichzelf netjes voorstelt en de luisteraar uitnodigt om mee te gaan op een muzikale reis zonder grenzen. Waarna “María” volgt, een heel swingende deun, waar zelfs Los Lobos niet “neen” tegen zou zeggen. Meer de “zuivere” bluegrass komt aan bod in “The Dreamer”, over een vanuit Meico gemigreerde vriend van Troop, die opgroeide in de Appalachen. Het spreekt voor zich dat de actuele migratiepolitiek van de regering Trump daarin aan bod komt, zij het nog maar zijdelings en een beetje bedekt. Die schroom valt helemaal weg in het heftige “The Wall”, dat wat verderop volgt en waarin het viertal a cappella zingt over de fameuze muur van Trump -zowat het enige waarin zijn politiek met die van Obama overeenstemde- en oproept om die muur, zodra ze er staat, met z’n allen ook weer omver te werpen. Dat militante vind je later ook terig in “Over In Glory/New Swing”, waarin The Lord opgeroepen wordt om meer moeite te doen om mensen samen te brengen. Ook “Once Took me In”, de afsluiter van de plaat heeft het over de manier waarop migranten behandeld en ontmenselijkt worden en het is de wat droevige afsluiter van een voor het overige bijzonder aanstekelijk klinkende en tot dansen uitnodigende plaat. Nog meer hoogtepunten: zijn “La Milonga del Cuis Empedernido” (= van de onverbeterlijke kok) en het stevige “Rock of Ages”, waar in de band bij uitstek zijn vermogen etaleert om de klassieke bluegrass naar andere werelddelen te vertalen. Op de valreep van dit jaar komt er met deze Che Apalache nog een serieuze kandidaat voor de lijstjes opzetten. Heerlijk spul is dit! Dani Heyvaert
|
||||||||
|
||||||||